De metalen drukplaten van de eerste emissie 1852 waren in de loop van de postzegelproductie onderhevig aan slijtage, hetgeen voor de meest gebruikte platen resulteerde in het vervaardigen van nieuwe.
door Cornelis Korver
Van de 5ct verschenen zes platen en van de 10ct elf, de geheimzinnige plaat IA van de 10ct meegerekend. Van de 15ct is maar één plaat gemaakt. Nadat de eerste platen van de 5 en 10 ct met zorg waren gemaakt en derhalve van uitstekende kwaliteit, slopen er langzamerhand slordigheden in.
Nieuwe plaat
Voor een nieuwe plaat werden de koning Willem III koppen langs de verticale lijn ingewiegd, loodrecht als langs een liniaal. Een uiterst precies gebeuren, dat naarmate de routine er insloop steeds onnauwkeuriger werd. Er ontstonden verschillen in hoogte tussen naast elkaar staande zegels en verschillen in de ruimte tussen de verticale rijen zegels.
De afmetingen in de breedte varieerden tussen ca. 1.75 en 2.25 mm. Het brugblok (1) geeft deze oorspronkelijke waarden aan. In het begin van de 20e eeuw werd hiervan reeds melding gemaakt door de filatelisten. Er werd geen onderzoek naar gedaan, laat staan dat erover gepubliceerd werd. Het bleef bij een vermelding als ‘slordig in de rij staan’ (2-5).
Terzijde: plaat 3 van de 5ct is de minst verzorgde plaat en derhalve een goede ‘oefenplaat’ voor beginners.
Verschil in hoogte en breedte
In 2010 ontdekte Bakermans aan de hand van een Moesman herdruk, 10ct plaat 4 (13+14), deze verschillen in hoogte en breedte. Doordat mijn collectie voor een aanzienlijk deel is opgebouwd uit paren, strippen en blokken was het voor mij geen onbekend verschijnsel en kon ik hem heel wat voorbeelden laten zien. In Filatelie 7/8 2015 -blz. 486 afbeelding 8- laat Neerings eveneens een bredere tussenruimte zien bij de zegels 6-7 van een strip (6-7-8) van de 10ct plaat 5. Deze verbreding geldt dus ook voor alle posities in het gehele boven- en onder kwadrant.
Dus 6-7=11-12=16-17=51-52 etc. (6-13). De bekendste ‘verzakking’ is die van de 5ct plaat IV, no. 30 en alle daaronder liggende posities, zoals 35, 40, 45, 50, 80, 85, 90, 95 en 100 (14).
Grote verschillen in breedte kunnen leiden tot vergissingen. Een enkel zegel zou op een randstuk kunnen lijken. In veilingcatalogi kan men vaak goede voorbeelden hiervan vinden, zoals bijvoorbeeld in die van Christies/Zürich 16/3/1993, 10ct plaat VII.
Overal worden fouten gemaakt. Geen veilinghuis zal foutloos platen en ook de leden van de studiegroep 1e emissie laten wel eens een steekje vallen. De vroege afdrukken van de 5ct plaat 1 en 15ct geven net zoals de afdrukken van een oude versleten plaat grote problemen bij het positioneren. Kennis van ‘verhogingen/ verzakkingen’ ‘bredere en smallere’ ruimtes kunnen helpen om het normale zoekwerk wat accurater te maken. Ook scanner (2400 dpi) en computer zijn bij dit onderzoek voor mij weer van veel nut geweest.
Recente reacties